H. Nicolaas van Tolentijn

priestermonnik (gedachtenis)

Feest van 10 September

Heilige Nicolaas van Tolentijn, priestermonnik

De wonderdoener



Hoe vaak hoor je niet dat mensen kinderen nemen. Het krijgen van kinderen is niet zo vanzelfsprekend, dat is nu zo en dat was vroeger zo. Bij het bestuderen van heiligenlevens stuit je geregeld op ouders die kinderloos dreigen te blijven en ten einde raad hun toevlucht zoeken bij de hemel.



Compagnonus Guarutti en Amata de Guidiani woonden in het Italiaanse dorpje Sant Sangelo en leefden reeds een lang en gelukkig huwelijk. Zij wilden zo graag een nakomeling, maar ondanks hun bestormingen van de hemel kwam er maar geen kindje. En zo werden Compagnonus en Amata ouder en ouder.



Eigenlijk had Amata de hoop al opgegeven toen ze tegen beter weten in haar toevlucht nam tot de heilige Nicolaas van Bari. De patroon van de zeevaarders en bij ons ook wel de kindervriend genoemd, liet haar gebed niet verloren gaan. En een klein jaar later bracht Amata een zoon ter wereld en zij noemde hem naar haar voorspreker: Nicolaas.


Amata wil dat haar zoon een goede godsdienstige opvoeding krijgt en stuurt hem reeds jong naar de parochiepriester die hem lezen, rekenen en schrijven leert. De kleine Nicolaas is vroom en leergierig. Op jonge leeftijd mag hij allerlei klusjes doen in de kerk en bekleedt spoedig de nodige functies.


Maar dan hoort hij op een dag de augustijner monnik preken. De man maakt in zijn zwarte pij diepe indruk. En wanneer Nicolaas hem hoort zeggen: "Houd niet van de wereld, of van de dingen van deze wereld", neemt Nicolaas zijn besluit. Hij wil God dienen ver weg van de wereld als monnik in de orde van de heilige Augustinus. De jongen krijgt de zegen van zijn ouders en vertrekt 18 jaar oud.


In het klooster leeft hij als een heilige, is een voorbeeld van versterving, gebed en boete. Toch loopt het niet helemaal zoals hij het zelf graag zou willen. Hij wordt letterlijk getreiterd door de duivel. Het begint met het wegraken van allerlei noodzakelijke dingen. Bij tijden wordt de jonge monnik het leven onmogelijk gemaakt door een voortdurend geraas in zijn hoofd. Zekerheid maakt bij de arme Nicolaas plaats voor twijfel, wanneer hij zelfs geslagen wordt. Dient hij God wel genoeg, en zijn zijn verstervingen wel allemaal ter ere Gods. Na weer eens een periode van radeloosheid komt de Heer zelf hem geruststellen.


In 1276 wordt pater Nicolaas overgeplaatst naar het klooster in Tolentino, waar hij de laatste 30 jaar van zijn leven zal blijven. Zijn leven bestaat hier uit bidden, biechthoren en preken. In de tijd die hem rest, luistert hij naar de bezoekers die in stromen met hun problemen bij hem komen.


De duivel is hem echter niet vergeten. Nu plaagt hij de monnik met hevige koortsaanvallen die maar niet van wijken willen weten. Doodsbenauwd neemt Nicolaas weer zijn toevlucht tot de hemel, en tijdens de hevigste koortsaanval van al, verschijnen de moeder van de Heer en de heilige ordevader Augustinus hem. Maria draagt Nicolaas op een brood te laten halen dat hij gesopt in water moet nuttigen. Nicolaas gehoorzaamt en nog tijdens het eten wijkt de koorts.


De stroom bezoekers neemt nu alleen nog maar toe. Nog tijdens zijn leven ondervinden zij de kracht van zijn voorspraak en regent het verhoringen. Na zijn dood op 10 september 1305 nemen deze alleen maar toe.


Wanneer in 1345 - veertig jaar na Nicolaas' dood - de armen als relikwie van het lichaam worden verwijderd komen er volgens de overlevering tot 25 maal toe bloedvloeiingen uit.


Bij zijn heiligverklaring in 1447 noemt paus Eugenius IV hem de wonderdoener.