Weekdag van de Kersttijd (4 Januari)
Uit de 1e brief van de apostel Johannes 3,7-10.
wie zondigt is een kind van de duivel, want de duivel zondigt vanaf het begin,
en de Zoon van God is juist gekomen om het werk van de duivel ongedaan te maken.
Een kind van God zondigt niet, want de goddelijke levenskiem blijft werkzaam in hem;
hij kan zelfs niet zondigen, want hij is uit God geboren.
Hieraan ken men de kinderen van God en de kinderen van de duivel onderscheiden:
wie het goede niet doet is Gods kind niet, allerminst hij die zijn broeder niet liefheeft.
Psalmen 98(97),1.7-8.9.
omdat Hij wonderen deed.
Zijn hand deed zich krachtig gelden,
de macht van zijn heilige arm.
De zee stemt in met al haar gedierte,
de aarde met al wat daar leeft;
de beken klateren bijval,
de bergen jubelen mee.
Zij groeten de Heer, die nabij komt,
die nadert als koning der aarde.
Rechtvaardig bestuurt Hij de wereld,
En de volkeren met billijkheid.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 1,35-42.
Johannes richtte het oog op Jezus die voorbijging en sprak: 'Zie, het Lam Gods.'
De twee leerlingen hoorden hem dat zeggen en gingen Jezus achterna.
Jezus keerde zich om en toen Hij zag dat zij Hem volgden, vroeg Hij hun: 'Wat verlangt gij?'
Ze zeiden tot Hem: 'Rabbi' ‑ vertaald betekent dit: Meester ‑ 'waar verblijft ge?'
Hij zei hun: 'Gaat mee om het te zien '. Daarop gingen zij mee en zagen waar Hij zich op hield.
Die dag bleven zij bij Hem. Het was ongeveer het tiende uur.
Andreas, de broer van Simon Petrus, was een van die twee die het gezegde van Johannes hadden gehoord en Jezus achterna waren gegaan.
De eerste die hij ontmoette was zijn broer Simon tot wie hij zei: 'Wij hebben de Messias:' ‑ vertaald betekent dat: de Gezalfde ‑ 'gevonden,'
en hij bracht hem bij Jezus. Jezus zag hem aan en zeide: 'Gij zijt Simon, de zoon van Johannes; gij zult Kefas ‑ dat betekent: Rots ‑ genoemd worden.'
"Over hen die in het land van de schaduw van de dood gezeten waren, is een licht opgegaan"
Vandaag, Heer, hebt U zich aan het universum getoond, en uw licht is aan ons verschenen. Daarom zingen we U toe, bij deze openbaring: U bent gekomen, U hebt U getoond, U bent het ontoegankelijke licht! (1Tim 6,16) (...) In het Galilea van de naties, in het land van Zebulon, op de aarde van Neftali, zoals de profeet zegt, heeft Christus, het grote licht, gestraald (Jes 8,23-9,1); voor hen die in duisternis waren straalde een groot licht, opkomend uit Bethlehem. De Heer geboren uit Maria, de Zon der gerechtigheid, verspreidt zijn stralen over het hele universum (Ml 3,20). Wij, kinderen van Adam die naakt zijn, kom laten we ons kleden om ons te verwarmen. Om hen te kleden die naakt zijn, om hen te verlichten die in de duisternis zijn, hebt U zich getoond, U bent het ontoegankelijk licht. (...) God heeft hem niet geminacht, die zijn kleding in het Paradijs heeft achtergelaten, en het kleed verloren is en dat door de handen van God geweven is. Hij komt naar hem terug en met zijn heilige stem roept Hij degene die Hem niet gehoorzaamd heeft: “Adam, waar ben je?” (Gn 3,9) Stop met het je verstoppen voor Mij. Ik wil je zien zo arm als je bent en ook als je naakt bent. Wees niet bang, Ik heb me aan jou gelijk gemaakt. Je verlangde ernaar om God te worden (Gn 3,5) en je kon het niet. Nu omdat je het hebt gewild, heb ik een vleselijk lichaam. Ga dus door en herken Mij en zeg: “U bent gekomen, U hebt U getoond, U ontoegankelijk licht”. Zing, zing, Adam; aanbid Degene die naar je toekomt. Toen je je verwijderde, heeft Hij zich aan jou getoond om zich te laten zien, aanraken en ontvangen. Degene die jij hebt gevreesd toen je door de duivel bedrogen werd, heeft zich voor jou, aan jou gelijk gemaakt. Hij is op aarde neergedaald om jou mee naar de hemel te nemen. Hij is sterfelijk geworden opdat jij God zou worden en dat je je oorspronkelijke schoonheid weer ontdekt. Omdat Hij voor jou de deuren van Eden weer wilde openen, heeft Hij in Nazareth gewoond. Voor dat alles, zing, mens, zing en loof Degene die zich heeft getoond en die het hele universum heeft verlicht.
H. Romanus de Melodicus (? -ca 560)
dichter van hymnen