Zaterdag in week 1 door het jaar
Uit het 1e boek Samuël 9,1-4.17-19.10,1a.
de zoon van Bechorat, de zoon van Afiach. Hij behoorde tot de stam Benjamin en was een vermogend man.
Hij had een zoon die Saul heette, een lange, goedgebouwde jongeman die met kop en schouders boven iedereen in Israël uitstak.
Op een keer, toen zijn ezelinnen waren zoekgeraakt, zei Kis tegen zijn zoon: ‘Vooruit, ga jij met een van de knechten de ezelinnen zoeken.
Saul doorkruiste het bergland van Efraïm: Hij zocht in de streek Salisa, maar ze vonden ze niet.
Hij zocht in de streek Saälim, maar van de ezelinnen geen spoor. Zo doorzochten ze het hele gebied van Benjamin zonder ze te vinden.
Zodra Samuël Saul zag, liet de Heer hem weten: ‘Dit is nu de man over wie ik je gezegd heb: “Hij zal mijn volk beteugelen.”’
In de stadspoort sprak Saul Samuël aan en vroeg hem: ‘Kunt u mij zeggen waar de ziener woont?’
‘Ik ben de ziener,’ antwoordde Samuël. ‘Wees mijn gast en ga mee naar de offerhoogte.
Vandaag zult u met mij eten en morgenvroeg zal ik u uitgeleide doen. Ik zal u vertellen wat er in u schuilt.
Toen nam Samuel een kruikje olie en goot dat uit over het hoofd van Saul. Hij kuste hem
en zei: ‘U heeft de Heer gezalfd tot vorst over zijn volk Israël. Gij zult heersen
over het volk van de Heer: Gij moet het verlossen uit de handen van zijn vijanden rondom.
Psalmen 21(20),2-3.4-5.6-7.
luid juicht hij om uw overwinning.
U gaf hem wat zijn hart verlangde,
het verzoek van zijn lippen wees u niet af.
U nadert hem met rijke zegen
en plaatst op zijn hoofd een gouden kroon.
Leven heeft hij gevraagd, U hebt het hem gegeven,
lengte van dagen, voor eeuwig en altijd.
Groot is zijn roem door uw overwinning,
U tooit hem met glans en met glorie,
U schenkt hem voor altijd uw zegen,
U verblijdt hem met het licht van uw gelaat.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 2,13-17.
In het voorbijgaan zag Hij Levi, de zoon van Alfeüs, aan het tolhuis zitten en sprak tot hem: 'Volg Mij.' De man stond op en volgde Hem.
Terwijl Jezus eens in diens woning te gast was, lag met Hem en zijn leerlingen
ook een groot aantal tollenaars en zondaars aan, want er waren er velen die Hem volgden.
De farizeese schriftgeleerden die zagen dat Hij at met zondaars en tollenaars,
zeiden tot zijn leerlingen: 'Hoe kan Hij eten en drinken met tollenaars en zondaars?'
Jezus hoorde dit en antwoordde hun: 'Niet de gezonden hebben een dokter nodig,
maar de zieken. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.'
"De man stond op, en volgde Hem"
De arme tollenaar, gezeten voor zijn tolkantoor, was in een slechtere situatie dan de verlamde die op zijn bed lag, over wie ik u de vorige keer verteld heb (Mc 2,1v). De een was getroffen door verlamdheid van zijn lichaam, de ander door die van zijn ziel. Bij de eerste waren alle ledematen misvormd; de tweede was in zijn geheel genomen volledig in de war. De eerste lag, was gevangene van zijn lichaam, de ander zat gevangen in ziel en lichaam. Het is tegen wil en dank dat de verlamde het lijden onderging; de tollenaar was met volledige instemming slaaf van het kwaad en van de zonde. De laatste die onschuldig in zijn eigen ogen is, werd beschuldigd van hebzucht tegenover de anderen; de eerste in zijn verlamming wist dat hij zondaar was. De één stapelde winst op winst, en deze waren allemaal zonden; de ander wiste zijn zonden met het kermen van pijn. Daarom waren de woorden gericht tot de verlamde rechtvaardig: “Sterkte mijn kind, je zonden zijn je vergeven”, want door zijn lijden compenseerde hij zijn fouten. Wat betreft de tollenaar, hij hoorde deze woorden: “Kom, volg Mij”, dat wil zeggen: “Je zult herstellen door Mij te volgen, jij die door het geld te volgen, verloren bent gegaan”. Iemand zal zeggen: waarom ontvangt de tollenaar, die schuldiger lijkt, een grotere gave? Hij wordt weldra apostel. (...) Hij heeft vergeving ontvangen, en hij staat anderen de vergeving van de zonden toe; hij verlicht de hele aarde met de schittering van het verkondigen van het Evangelie. De verlamde is nauwelijks waardig geacht om alleen maar vergeving te ontvangen. Je wilt weten waarom de tollenaar meer genade heeft ontvangen? Dat is volgens de woorden van Paulus: “Daar waar de zonde vermenigvuldigd is, is de genade overvloedig” (Rom 5,20).
H. Petrus Chrysologus (ca 406-450) bisschop van Ravenna en kerkleraar