Maria, Moeder van de Kerk, gedachtenis
Uit het boek Genesis 3,9-15.20.
Hij antwoordde: ‘Ik hoorde u in de tuin en werd bang omdat ik naakt ben; daarom verborg ik me.’
‘Wie heeft je verteld dat je naakt bent? Heb je soms gegeten van de boom waarvan ik je verboden had te eten?’
De mens antwoordde: ‘De vrouw die u hebt gemaakt om mij terzijde te staan, heeft mij vruchten van de boom gegeven en toen heb ik ervan gegeten.’
‘Waarom heb je dat gedaan?’ vroeg God, de Heer, aan de vrouw. En zij antwoordde: ‘De slang heeft me misleid en toen heb ik ervan gegeten.’
God, de Heer, zei tegen de slang: ‘Vervloekt ben jij dat je dit hebt gedaan, het vee zal je voortaan mijden, wilde dieren wenden zich af; op je buik zul je kruipen en stof zul je eten, je hele leven lang.
Vijandschap sticht ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, zij verbrijzelen je kop, jij bijt hen in de hiel.’
De mens noemde zijn vrouw nu Eva, omdat zij de moeder zou worden van al wat leeft.
Psalmen 87(86),1-2.3.5.6-7.
De poorten van Sion veel meer
dan alle tenten van Jakob.
Hoe groots is het wat er van u wordt voorzegt,
Jeruzalem, stad van God.
Zij zullen dan zeggen: mijn moeder is zij,
uit haar zijn wij allen geboren.
En Hij zal zelf verklaren,
de Allerhoogste, de Heer.
Hij zal in het boek van de volkeren schrijven:
ook deze horen daar thuis.
Dan zullen zij dansen en zingen:
de bron van ons leven zijt Gij.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 19,25-34.
Toen Jezus zijn moeder zag en naast haar de leerling die Hij liefhad, zei Hij tot zijn moeder: 'Vrouw, zie daar uw zoon.'
Vervolgens zei Hij tot de leerling: 'Zie daar uw moeder.' En van dat ogenblik af nam de leerling haar bij zich in huis.
Hierna, wetend dat nu alles was volbracht, zei Jezus, opdat de Schrift vervuld zou worden: 'Ik heb dorst.'
Er stond daar een kruik vol zure wijn. Ze doopten er een spons in, staken die op een hysopstengel en brachten die aan zijn mond.
Toen Jezus van de zure wijn genomen had, zei Hij: 'Het is volbracht.' Daarop boog Hij het hoofd en gaf de geest.
Aangezien het voorbereidingsdag was en de Joden niet wilden dat de lichamen op sabbat aan het kruis bleven
‑ het was bovendien een grote sabbat ‑ vroegen zij aan Pilatus verlof de benen van de gekruisigden te breken en hen weg te nemen.
Daarom kwamen de soldaten en sloegen zowel bij de ene als bij de andere die met Jezus was gekruisigd, de benen stuk.
Toen zij echter bij Jezus kwamen en zagen dat Hij reeds dood was, sloegen zij Hem de benen niet stuk,
maar een van de soldaten doorstak zijn zijde met een lans; terstond kwam er bloed en water uit.
Maria in het licht van het Woord dat vlees geworden is.
De heilige Maagd is door de gave en de functie van het goddelijk moederschap, waardoor zij met haar Zoon, de Verlosser, is verenigd, en door haar buitengewone genaden en functies ook ten nauwste verbonden met de Kerk. De Moeder Gods is het beeld van de Kerk, namelijk in de orde van het geloof, de liefde en de volmaakte vereniging met Christus. Want in het mysterie van de Kerk, die eveneens met recht moeder en maagd wordt genoemd, is de heilige Maagd Maria voorgegaan, doordat zij op eminente en bijzondere wijze het model is van een maagd en van een moeder. In geloof en gehoorzaamheid immers heeft zij op aarde de Zoon zelf van de Vader voortgebracht, en wel zonder aanraking met een man, maar overschaduwd door de Heilige Geest, als de nieuwe Eva, die geloof schonk niet aan de oude slang, maar aan de afgezant van God, en dit zonder enige aarzeling. Zij baarde de Zoon, die God gesteld heeft tot de eerstgeborene onder vele broeders (Rom. 8, 29), namelijk de gelovigen, aan zijn geboorte en vorming zij met moederlijke liefde meewerkt (...). Terwijl de Kerk in de allerheiligste Maagd reeds de volmaaktheid heeft bereikt, waardoor zij zonder vlek of rimpel is (Ef 5,27), streven de gelovigen nog ernaar de zonde te overwinnen en te groeien in heiligheid. Daarom zien zij op naar Maria, die als een toonbeeld van deugden schittert voor heel de gemeenschap van de uitverkorenen. Door met liefde aan haar te denken en haar te beschouwen in het licht van het mensgeworden Woord, dringt de Kerk vol eerbied dieper door in het allerhoogste geheim van de menswording en maakt zij zich steeds meer gelijkvormig aan haar Bruidegom. Want wanneer Maria, die zo diepgaand heeft deelgenomen aan de geschiedenis van het heil en daardoor de grootste leerstukken van het geloof als het ware in zich verenigd en weerspiegelt, wordt gepredikt en vereerd, dan brengt zij de gelovigen tot haar Zoon en diens offer en tot de liefde van de Vader. De Kerk van haar kant, die de glorie van Christus nastreeft, wordt meer gelijk aan haar verheven Beeld door voortdurend toe te nemen in geloof, hoop en liefde en door in alles de goddelijke wil te zoeken en te vervullen.
Vaticaans Concilie II