Vrijdag in de tweede week van de Advent
Uit profeet Jesaja 48,17-19.
Had gij maar geluisterd naar mijn geboden, dan was uw vrede als een rivier geweest, en uw welzijn als de golven der zee,
uw kinderen zouden als het zand geweest zijn en als de korrels ervan uw nakomelingen. Uw naam zal voor mijn ogen uitgewist noch vernietigd worden.
Psalmen 1,1-2.3.4.6.
wat goddelozen hem raden;
die niet de wegen der zondaars gaat,
niet zit te midden der spotters.
maar die zijn geluk vindt in s'Heren wet,
haar dag en nacht overweegt.
Hij is als een boom, aan het water geplant,
die vruchten draagt op zijn tijd;
des zomers verdorren zijn bladeren niet,
maar al wat hij doet brengt hem voorspoed.
De goddelozen vergaat het zo niet:
de wind blaast hen weg als kaf.
De Heer immers let op de weg der gerechten,
de weg van de zondaars loopt dood.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 11,16-19.
Wij hebben voor jullie op de fluit gespeeld en jullie hebt niet gedanst; wij hebben een treurlied gezongen en jullie hebt niet op je borst geklopt.
Immers: Johannes komt, eet niet en drinkt niet, en ze zeggen: Hij is van de duivel bezeten!
De Mensenzoon komt, eet en drinkt wel, en ze zeggen: Kijk die gulzigaard en wijndrinker, die vriend van tollenaars en zondaars! Maar de wijsheid vindt haar rechtvaardigheid in haar werken.'
"Christus Jezus werd van Godswege onze wijsheid, onze gerechtigheid, onze heiliging en verlossing" (1Kor 1,30)
O wonderbaarlijke Wijsheid van God, hoe machtig, hoe welluidend is uw stem! U roept zonder uitzondering allen bij U die naar U verlangen; U maakt van de nederigen uw verblijf; wie U liefhebben hebt U lief (Spr. 8,17): U oordeelt de oorzaak van de arme; met goedheid hebt U medelijden met allen. “U verafschuwt niets dat U geschapen hebt”; "U telt de zonden van de mensen niet”, U wacht barmhartig opdat ze tot inkeer komen." (Wijsheid 11,23-24). U die alles vernieuwt, vernieuw mij met uw genade en heilig mij in U, opdat ik U kan huisvesten in mijn ziel. (…) Maak dat ik al in de ochtend waak voor U, om U in waarheid te vinden (Jes 26,9; Wijsh 6,12-14); ga voor mij uit opdat ik in waarheid met vurigheid naar U verlang. Met wat voor een voorzichtigheid gaat U tewerk met uw plannen! Met wat een voorzienigheid beschikt U over alles, wanneer om de mens te redden, U de Koning van de heerlijkheid hebt geïnspireerd (Ps 24,8; 1Kor2,8). (…) met de gedachte van vrede, de vervulling van de liefde: zijn majesteit verbergend hebt U op zijn schouders het gunstige moment van liefde gelegd, opdat Hij "heeft onze zonden op het kruishout gedragen" (1P2,24). O ja, welluidende Wijsheid van God, het kwaad van de duivel heeft geen enkele van uw geweldige werken kunnen belemmeren. De omvang van het kwaad dat we hebben gedaan, heeft geen voorkeur gekregen boven de immensiteit van uw liefde, boven de volheid van uw goedheid. Meer nog, uw oppermachtige bereidwilligheid heeft het over alle hindernissen heen gebracht, U heeft alle dingen met liefde voorbereid, en "machtig reikt zij van het ene einde naar het andere" (Wijsheid 8,1).
H. Gertruida van Helfta (1256-1301)
benedictines