Maandag in week 5 door het jaar
Uit het boek Genesis 1,1-19.
Maar de aarde was nog ongeordend en leeg, over de wereldzee heerste duisternis, en Gods Geest zweefde over de wateren.
God sprak: Daar zij licht. En er was licht.
En God zag, dat het licht goed was. Nu scheidde God het licht van de duisternis;
het licht noemde Hij dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Zo werd het avond en morgen: de eerste dag.
God sprak: Er zij een uitspansel tussen de wateren, om de wateren van elkander te scheiden. Zo geschiedde.
God maakte het uitspansel, en scheidde het water onder het uitspansel van het water daarboven;
het uitspansel noemde God hemel. Weer werd het avond en morgen: de tweede dag.
God sprak: Het water onder de hemel moet samenvloeien naar één plaats, zodat het droge te voorschijn komt. Zo geschiedde.
Het droge noemde God aarde, het saamgevloeide water noemde Hij zee. En God zag, dat het goed was.
God sprak: De aarde moet groene planten voortbrengen, zaaddragend gewas en vruchtbomen, die zaadvruchten dragen op aarde, elk naar zijn soort. Zo geschiedde.
De aarde deed groene planten ontspruiten, zaaddragend gewas, en bomen, die zaadvruchten dragen, elk naar zijn soort. En God zag, dat het goed was.
Weer werd het avond en morgen: de derde dag.
God sprak: Er moeten lichten komen aan het hemelgewelf, om de dag en de nacht van elkaar te scheiden; zij moeten ook tot tekenen dienen voor vaste tijden, dagen en jaren;
en als lichten staan aan het hemelgewelf, om de aarde te verlichten. Zo geschiedde.
God maakte de beide grote lichten: het grootste licht om de dag te beheersen, en het kleinste om heerschappij te voeren over de nacht; bovendien de sterren.
God plaatste ze aan het hemelgewelf, om de aarde te verlichten,
om te heersen over de dag en de nacht, en om licht en duisternis van elkander te scheiden. En God zag, dat het goed was.
Weer werd het avond en morgen: dat was de vierde dag.
Psalmen 104(103),1-2a.5-6.10.12.24.35c.33a.
Heer, mijn God, hoe groot bent U.
Met glans en glorie bent u bekleed,
in een mantel van licht gehuld.
U hebt de aarde op pijlers vastgezet,
in eeuwigheid wankelt zij niet.
De oerzee bedekte haar als een kleed,
tot boven de bergen stonden de wateren.
U leidt het water van de bronnen door beken,
tussen de bergen beweegt het zich voort.
Daarboven wonen de vogels van de hemel,
uit het dichte groen klinkt hun gezang.
Hoeveel is het wat Gij gedaan hebt, Heer.
en alles in wijsheid gemaakt,
de aarde is vol van uw schepsels.
Prijs de Heer, mijn ziel:
Voor de Heer wil ik zingen zolang ik leef.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 6,53-56.
Zodra zij uit de boot gestapt waren, herkenden de mensen Hem.
Zij liepen heel de streek af en men begon de zieken op hun bedden naar de plaats te dragen waar men hoorde dat Hij was.
Waar Hij maar binnenkwam, in dorp of stad of gehucht, legde men de zieken op de pleinen en smeekte Hem, of ze tenminste de zoom van zijn kleed mochten aanraken. En allen die dit deden, werden gezond.
"Allen die de zoom van zijn kleed aanraakten, werden gezond"
Goddelijke barmhartigheid, die ons heel ons leven lang vergezelt, ik vertrouw op U Goddelijke barmhartigheid, die ons in het bijzonder op het uur van de dood omhelst, ik vertrouw op U Goddelijke barmhartigheid, die ons onsterfelijk leven schenkt, ik vertrouw op U Goddelijke barmhartigheid, die ons op ieder ogenblik van ons leven begeleidt, ik vertrouw op U Goddelijke barmhartigheid, die ons behoedt voor het vuur van de hel, ik vertrouw op U Goddelijke barmhartigheid, in de bekering van verharde zondaren, ik vertrouw op U Goddelijke barmhartigheid, verbazingwekkend voor de engelen en onbegrijpelijk voor de heiligen, ik vertrouw op U Goddelijke barmhartigheid, ondoorgrondelijk in alle mysteries van God, ik vertrouw op U Goddelijke barmhartigheid, die ons boven alle ellende uittilt, ik vertrouw op U Goddelijke barmhartigheid, bron van onze vreugde en geluk, ik vertrouw op U Goddelijke barmhartigheid, die ons uit het niets tot het bestaan roept, ik vertrouw op U Goddelijke barmhartigheid, die al onze werken van zijn handen omsluit, ik vertrouw op U Goddelijke barmhartigheid, bekroning van al Gods werken, ik vertrouw op U Goddelijke barmhartigheid, in wie wij allen zijn ondergedompeld, ik vertrouw op U Goddelijke barmhartigheid, zoete troost voor angstige harten, ik vertrouw op U Goddelijke barmhartigheid, enige hoop van wanhopige zielen, ik vertrouw op U Goddelijke barmhartigheid, rust van de harten, vrede te midden van angst, ik vertrouw op U Goddelijke barmhartigheid, verrukking en extase van de heiligen, ik vertrouw op U Goddelijke barmhartigheid, hoop schenkend tegen alle wanhoop in, ik vertrouw op U. Eeuwige God in wie de barmhartigheid eindeloos is en de rijkdommen van ontferming onuitputtelijk zijn, zie goedgunstig op ons neer en vermeerder uw barmhartigheid in ons zodat we in moeilijke ogenblikken niet zullen wanhopen of moedeloos zullen worden, maar met groot vertrouwen onszelf aan uw heilige wil die liefde en barmhartigheid zelf is onderwerpen.
H. Faustina Kowalska (1905-1938)
religieuze