H. Johannes, apostel en evangelist - Feest
Uit de 1e brief van de apostel Johannes 1,1-4.
en onze handen hebben het aangeraakt daarover spreken wij, over het woord dat leven is.
Want het leven is verschenen; het eeuwige leven dat bij de Vader was, heeft zich aan ons geopenbaard,
wij hebben het gezien, wij getuigen er van, wij maken het u bekend.
Wat wij gezien en gehoord hebben, dat verkondigen wij ook aan u,
opdat gij gemeenschap moogt hebben met ons.
En onze gemeenschap is er een met de Vader en met Jezus Christus, zijn Zoon.
En wij schrijven dit om ons aller vreugde volkomen te maken.
Psalmen 97(96),1-2.5-6.11-12.
blij zijn de landen rondom de zee.
Donkere wolken vormen zijn lijfwacht,
recht en gerechtigheid dragen zijn troon.
Bergen smelten als was voor de Heer,
de Heerser van heel de wereld.
De hemel verkondigt zijn heiligheid
en alle volken aanschouwen zijn glorie.
Steeds komt er licht voor de vromen,
geluk voor oprechten van hart.
Weest blij in de Heer gij vromen,
verheerlijkt zijn heilige Naam.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 20,2-8.
Daarop gingen Petrus en de andere leerling op weg naar het graf.
Ze liepen samen vlug voort, maar die andere leerling snelde Petrus vooruit en kwam het eerst bij het graf aan.
Vooroverbukkend zag hij de zwachtels liggen, maar hij ging niet naar binnen.
Simon Petrus die hem volgde, kwam ook bij het graf en trad wel binnen. Hij zag dat de zwachtels er lagen,
maar dat de zweetdoek die zijn hoofd had bedekt, niet bij de zwachtels lag, maar ergens afzonderlijk opgerold op een andere plaats.
Toen pas ging ook de andere leerling die het eerst bij het graf was aangekomen, naar binnen; hij zag en geloofde,
Heb lief en u zult uw God zien!
De Heer zelf is gekomen, een leraar van naastenliefde en vervuld van naastenliefde. (...) Denk met mij na, broeders en zusters, over de aard van deze twee leefregels. Ze zouden u heel bekend moeten zijn, en niet alleen in ons opkomen als we eraan denken, maar het zou nooit uit ons hart mogen verdwijnen: dat is onze plicht. Onthoud altijd dat u God en uw naaste moet liefhebben. God, met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand; en uw naaste als uzelf. (...) De liefde tot God is de eerste in de rangorde van het voorschrift, maar de liefde tot de naaste is de eerste in de rangorde van de uitvoering. En inderdaad, Hij die u deze liefde in twee geboden heeft opgedragen, kon u niet opdragen eerst uw naaste lief te hebben en dan God; maar God en uw naaste. Maar omdat u God nog niet ziet, is het door uw naaste lief te hebben dat u Hem verdient te zien; door uw naaste lief te hebben, zuivert u uw oog zodat u God kunt zien. Voor Johannes is dit vanzelfsprekend: "Als u uw broeder, die u ziet, niet liefhebt, hoe kunt u dan God liefhebben, die u niet ziet" (1Joh 4,20). Als u tegen mij zegt: "Toon me degene van wie u wilt dat ik liefheb", wat zal ik dan anders zeggen dan wat Johannes zelf zegt: "Niemand heeft ooit God gezien" (Joh.1:18). En denk toch niet dat u Gods visie helemaal niet kent: “God is liefde", zegt Johannes, en "wie in de liefde blijft, blijft in God" (1Joh 4,16). Heb dus uw naaste lief en zoek de bron van deze liefde in uzelf; daar zult u, voor zover mogelijk, God zien (...) "Dan zal uw licht opgaan als het morgenlicht" (Jes 58,8). Uw licht is uw God, voor u het morgenlicht, want het zal de nacht van deze wereld opvolgen; want Hij gaat niet op en gaat niet onder, want Hij blijft tot in eeuwigheid.
H. Augustinus (354-430)
bisschop van Hippo (Noord Afrika) en kerkleraar