Vrijdag in week 11 door het jaar
- H. Aloïsius Gonzagakloosterling (gedachtenis)
- H. Engelmundus van Engeland (gedachtenis)
Heiligen van de dag
Uit het 2e boek der Koningen 11,1-4.9-18.20.
Maar Joas, een zoon van koning Achazja, werd door Joseba, de dochter van koning Joram en zuster van Achazja, heimelijk tussen de koningszonen,
die zouden gedood worden, uitgehaald. Zij hield hem met zijn voedster op de slaapzaal voor Atalja verborgen; zo bleef hij gespaard.
Hij bleef zes jaar lang bij haar verborgen in de tempel van de Heer, terwijl Atalja over het land regeerde.
In het zevende jaar ontbood de priester Jojada de honderdmannen van de Kariërs en van de lijfwacht.
Hij liet ze bij zich komen in de tempel van de Heer, sloot met hen een verbond en liet hen een eed afleggen
in de tempel van de Heer. Toen toonde hij hun de zoon van de koning.
De honderdmannen voerden de bevelen van de priester Jojada nauwkeurig uit. Ieder nam zijn mannen mee,
zowel degenen die op sabbat moesten aantreden als degenen die op sabbat moesten inrukken, en meldde zich bij de priester Jojada.
Deze gaf aan de honderdmannen de lansen en schilden van koning David, die in de tempel van de Heer bewaard werden.
De lijfwacht stelde zich man aan man op met de wapens in de hand, van de rechtervleugel van het gebouw
tot aan de linkervleugel, naar het altaar en het gebouw gekeerd, aldus een kring vormend.
Jojada leidde daarop Joas, de zoon van de koning, naar buiten, zette hem de diadeem op, reikte hem de oorkonde over,
verhief hem tot koning en zalfde hem. De soldaten klapten in de handen en riepen: “Leve de koning.”
Toen Atalja het gejuich hoorde van de lijfwacht en het volk in de tempel van de Heer, begaf zij zich daarheen.
En daar zag zij de koning volgens gebruik op de verhoging staan, omringd door de bevelhebbers en de trompetters
en door al het volk van het land dat juichte en op de trompet blies. Toen scheurde Atalja haar kleren en riep: “Verraad! Verraad!”
Daarop gaf de priester Jojada aan de honderdmannen, de commandanten van het leger, het bevel: 'Leidt haar buiten het kordon.
Doodt met het zwaard al wie haar volgt'. Want de priester had gezegd, dat zij niet gedood mocht worden in de tempel van de Heer.
Zij namen haar gevangen en toen zij door de Paardenpoort het koninklijk paleis bereikt hadden, werd zij daar gedood.
Nu bracht Jojada een verbond tot stand tussen de Heer, de koning en het volk, waardoor het weer het volk van de Heer zou worden, alsmede tussen de koning en het volk.
Daarna trok het volk van het land naar de tempel van Baal; zij sloegen zijn altaren stuk, verbrijzelden de beelden
en doodden de Baälpriester Mattan voor de altaren. Maar de priester Jojada plaatste wachtposten voor de tempel van de Heer.
Het volk van het land verheugde zich en de stad hield zich rustig. Atalja had men in het koninklijk paleis met het zwaard gedood.
Psalmen 132(131),11.12.13-14.17-18.
een eed die Hij nimmer breekt:
een telg uit uw geslacht
zal Ik op uw troon verheffen.
Houden uw zonen zich aan mijn verbond,
aan alles wat Ik hen opleg,
dan zullen hun zonen ook voor altijd
zetelen op uw troon.
Want God heeft de Sion gekozen,
haar als zijn zetel gewild:
hier is mijn rustplaats voor eeuwig,
hier zal Ik wonen, dit is mijn keus.
Daar zal voor David een hoorn ontspruiten,
voor mijn gezalfde schijnt daar een licht;
zijn vijanden zal Ik beschaamd doen staan,
maar hij draagt mijn gloriekroon.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 6,19-23.
maar verzamelt u schatten in de hemel, waar ze niet door mot of worm vergaan en waar dieven niet inbreken om te stelen.
Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.
De lamp van het lichaam is het oog. Wanneer dus uw oog helder is, zal heel uw lichaam verlicht zijn.
Is echter uw oog slecht, dan is heel uw lichaam duister. Indien dus zelfs uw innerlijk licht duister is, hoe erg zal dan de duisternis zijn!
"De lamp van het lichaam is het oog"
Jouw ogen," zegt de Bruidegom [in het Hooglied], "zijn als duiven" (Ct 1:15). (...) De lof die aan de ogen [van de bruid] wordt gegeven, is te zeggen dat ze duiven zijn. Het lijkt mij dat dit is wat het betekent. Als de pupillen helder zijn, kunnen mensen die erop gericht zijn hun gelaat zien. De kenners van natuurverschijnselen zeggen dat het oog onder de indruk is van de beelden die van zichtbare voorwerpen uitgaan en zo zicht produceert. Daarom wordt de schoonheid van de ogen geprezen door te zeggen dat het beeld van de duif op hun pupil verschijnt. Want we ontvangen in onszelf het beeld van dat waarnaar we kijken. Wie noch naar het vlees noch naar het bloed kijkt, richt zijn blik op het geestelijke leven; zoals de apostel zegt, hij leeft in de Geest (Gal. 5, 25), wandelt naar de Geest; hij is helemaal geestelijk geworden, niet langer psychisch of vleselijk. Daarom ontvangt de ziel die verlost is van haar vleselijke hartstochten het getuigenis dat zij in haar ogen het beeld van de duif bezit, dat wil zeggen dat het merkteken van het geestelijk leven in de pupil van haar ziel schijnt. Omdat haar gezuiverde oog in staat is geworden om het beeld van de duif te ontvangen, kan het ook de schoonheid van de Bruidegom aanschouwen. En in feite is het wanneer het jonge meisje de duif in haar ogen heeft, dat ze voor het eerst naar de schoonheid van de Bruidegom kijkt. "Want niemand kan zeggen: 'Jezus is Heer', dan door de kracht van de Heilige Geest" (1 Kor 12:3) . En ze zegt: "Wat ben Je mooi, mijn geliefde, en wat ben Je verrukkelijk! (Hgl 1,16) Omdat niets anders mij mooi lijkt, en omdat ik me heb afgekeerd van alles wat ik ooit mooi vond, is mijn oordeel over schoonheid nooit zo misleid geweest dat ik iets anders mooi zou vinden dan Jou. (...) Jouw schoonheid is gelijk aan alle eeuwigheid van het leven. Jouw naam is Liefde voor de Mens.
H. Gregorius van Nyssa (ca. 335-395)
monnik en bisschop