Maandag in week 14 door het jaar
- H. Kilianus van Würzberg (gedachtenis)
- HH. Maria Adolfina en gezellinnenmaagden en martelaressen (gedachtenis)
Heiligen van de dag
Uit de profeet Hosea 2,16.17b-18.21-22.
Vervolgens geef Ik haar dan de wijngaarden terug en maak Ik het Achordal tot een poort van hoop. Daar wordt zij weer gewillig, zoals in de dagen van haar jeugd, toen zij optrok uit Egypte.
Op die dag ‑ zo luidt de godsspraak van de Heer‑ zult gij tot Mij roepen: 'Mijn man!' Nooit roept gij Mij dan meer toe: 'Mijn Baäl!'
Ik neem u als mijn bruid, voor altijd, als mijn bruid, in recht en gerechtigheid, in goedheid en erbarming,
als mijn bruid, in onverbrekelijke trouw: dan zult gij de Heer leren kennen.
Psalmen 145(144),2-3.4-5.6-7.8-9.
uw Naam verheerlijken voor altijd en eeuwig.
De Heer is groot en alle lof waardig
zijn grootheid is niet te doorgronden!
Uw daden verhaalt geslacht aan geslacht
uw macht wordt alom verkondigt.
Men spreekt van uw luister en Majesteit
verpsreidt de faam van uw wonderdaden.
Uw huiveringwekkende macht wordt vermeld,
uw grootheid door ieder geprezen.
Zij zingen de lof van uw grote mildheid
en juichen om uw rechtvaardigheid.
De Heer is vol liefde en medelijden
lankmoedig en zeer goedgunstig
De Heer is bezorgd voor iedere mens,
barmhartig voor al wat Hij maakte.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 9,18-26.
'Mijn dochter is zo juist gestorven: maar kom haar de hand opleggen, dan zal zij weer levend worden.'
Jezus stond op en ging met hem mee, vergezeld van zijn leerlingen.
Plotseling naderde Hem van achteren een vrouw die al twaalf jaar lang aan vloeiingen leed,
en raakte de zoom van zijn mantel aan.
Want ze zei bij zichzelf: 'Als ik alleen maar zijn mantel kan aanraken, zal ik al genezen zijn.'
Maar Jezus keerde zich om, en toen Hij haar zag sprak Hij: 'Heb goede moed, dochter,
uw geloof heeft u genezen.' En vanaf dat ogenblik was de vrouw gezond.
Toen Jezus in het huis van de overste kwam en de fluitspelers en het misbaar makende volk zag, sprak Hij:
'Gaat heen, want het meisje is niet gestorven maar slaapt.' Doch ze lachten Hem uit.
Toen al dat volk buitengezet was, trad Hij naderbij, greep haar hand en het meisje stond op.
Het verhaal hiervan deed de ronde door heel die streek.
"Hij trad binnen, en pakte haar bij de hand"
Sinds Christus bij ons binnen is gekomen in zijn eigen vlees, zullen wij geheel verrijzen; het is onbevattelijk, of liever onmogelijk, dat het leven hen, bij wie zij ingang vindt, niet laat leven. Zoals men een gloeiend stuk hout met een hoop stro bedekt om de kiem van het vuur intact te houden, zo verbergt onze Heer Jezus Christus het leven in ons door zijn eigen vlees en zet er als een zaadje de onsterfelijkheid, dat alle vergankelijkheid, die wij in ons dragen, verwijdert. Hij verwezenlijkt dus niet alleen door zijn woord de opstanding uit de doden. Om te tonen dat zijn lichaam het leven geeft, zoals Hij ons heeft gezegd, raakt Hij de lijken aan en door zijn lichaam geeft Hij leven aan lichamen die reeds bezig zijn zich te ontbinden. Als alleen al het contact met zijn heilige lichaam het leven geeft aan de doden, wat voor voordeel zullen we dan niet vinden in zijn levende eucharistie als wij het ontvangen! (...) Het zou niet voldoende zijn als onze ziel alleen door de Geest wedergeboren zou worden voor het nieuwe leven. Ons dichtstoffelijke en aardse lichaam moet ook geheiligd worden door deelname aan een even vast lichaam en van dezelfde oorsprong als de onze en zou zo geroepen moeten worden tot de onvergankelijkheid.
H. Cyrillus van Alexandrië (380-444)
bisschop en kerkleraar