Vrijdag in week 14 door het jaar
Uit de profeet Hosea 14,2-10.
Kom met uw woorden als gave, bekeer u tot de Heer en zeg Hem: Gij vergeeft toch alle schuld,
aanvaard ook onze goede wil: wij zullen onze woorden als offerdieren geven.
Assur kan ons niet redden, wij zullen niet meer op paarden rijden
en tegen het maaksel van onze handen zeggen wij nooit meer:
Gij zijt onze God. Gij Heer, zijt immers degene bij wie de wees ontferming vindt.
Ik wil hen van hun ontrouw genezen en hun van harte mijn liefde schenken.
Mijn toorn heeft zich van hen afgewend.
Ik wil voor Israël zijn als de dauw: als een lelie zal hij gaan bloeien
en hij zal wortels schieten, als op de Libanon.
Zijn scheuten lopen uit, zijn luister evenaart die van de olijfboom, zijn geur die van de Libanon.
Zij zullen opnieuw in zijn schaduw zitten, zij zullen koren kunnen verbouwen,
zij zullen bloeien als de wingerd en vermaard zijn als de wijn van de Libanon.
Wat heb Ik dan nog met de afgoden te maken, Efraïm?
Ik ben het die hem verhoort en die naar hem omziet.
Ik ben als een altijd groene cypres aan Mij zijn uw vruchten te danken.
Wie is zo wijs dat hij dit beseft, wie is zo verstandig dat hij dit inziet?
Inderdaad, recht zijn de wegen van de Heer: de rechtschapenen bewandelen die,
maar rebellen komen er ten val.”
Psalmen 51(50),3-4.8-9.12-13.14.17.
delg mijn zondigheid in uw erbarmen.
Was mijn schuld volkomen van mij af,
reinig mij van al mijn zonden.
Want Gij hebt behagen in oprechtheid
Gij hebt mij geleerd in eigen hart te zien.
Sprenkel mij met hyssop dat ik rein word,
Wast mij dat ik witter word dan sneeuw.
Schep in mij een zuiver hart, mijn God,
geef mij weer een vastberaden geest.
Wil mij niet verstoten van uw Aanschijn,
neem uw heilige Geest niet van mij weg.
Geef mij weer de weelde van uw zegen,
maak mij sterk in edelmoedigheid.
Heer, maak Gij mijn lippen los,
dat mijn mond uw lof kan zingen.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 10,16-23.
Weest dus omzichtig als slangen en argeloos als duiven.
Neemt u in acht voor de mensen. Zij zullen u overleveren aan de rechtbanken
en u geselen in hun synagogen.
Gij zult voor stadhouders en koningen gebracht worden omwille van Mij,
om zo ten overstaan van hen en de heidenen getuigenis af te leggen.
Maakt u echter, wanneer men u overlevert niet bezorgd over het hoe of wat van uw spreken:
op dat ogenblik zal u worden ingegeven wat gij moet zeggen.
Want niet gij zijt het die spreekt, maar door u spreekt dan de Geest van uw Vader.
De ene broer zal de andere overleveren om hem te laten doden, de vader zijn kind;
de kinderen zullen opstaan tegen hun ouders en hen ter dood doen brengen.
Ge zult een voorwerp van haat zijn voor allen omwille van mijn Naam.
Wie echter ten einde toe volhardt, hij zal gered worden.
Wanneer men u in de ene stad vervolgt, vlucht dan naar een andere.
Voorwaar, Ik zeg u: Gij zult niet gereed gekomen zijn met de steden van Israël
op het ogenblik dat de Mensenzoon komt.
Op het slagveld van dit leven geplaatst
Dierbare zonen in Christus, lieve Jezus, ik, Catherine, de dienaar en slavin van de dienaren van Jezus Christus, schrijf jullie in zijn kostbare bloed, met het verlangen dat jullie ware ridders zijn, klaar om jullie leven te geven voor Jezus gekruisigd. Jullie bevinden je op het slagveld van dit duistere leven, waar we voortdurend in oorlog zijn met onze vijanden. De wereld vervolgt ons met haar rijkdom, haar waardigheden, haar eerbewijzen; zij doet ons geloven dat deze stevig en blijvend zijn, terwijl ze verdwijnen en voorbijgaan als de wind. De duivel valt ons aan met zijn verleidingen, waardoor we hem beledigen en hij neemt vaak het goede van ons af om ons af te keren van het liefhebben van onze naaste; want zodra we zijn liefde verliezen, verliezen we ons leven. Het vlees kwelt ons met zijn zwakheid en zijn bewegingen om ons van onze reinheid te beroven; want door van onze reinheid beroofd te zijn, zijn we van God beroofd. Onze vijanden slapen nooit; ze vervolgen ons altijd, en God laat dit gebeuren zodat we altijd de gelegenheid hebben om te verdienen en ons te wekken uit de slaap van verwaarlozing. Jullie weten dat een man die zich aangevallen voelt door zijn vijanden zich tegen hen gaat verdedigen, omdat hij ziet dat hij, als hij zou slapen, in levensgevaar zou zijn. Zo laat God ons ze voelen, zodat we ons haasten om de wapens van haat en liefde op te nemen. Haat sluit de deur voor instemming met ondeugd door er weerstand aan te bieden en het met alle macht te haten; en het opent de deur naar deugd door de armen van liefde te openen om het met grote vurigheid in de diepten van de ziel te ontvangen. Jullie zien dat het goed en heel goed is dat onze vijanden niet de overhand tegen ons krijgen. We moeten en mogen niets vrezen, als we onszelf willen sterken door te zeggen: we kunnen alle dingen door de gekruisigde Jezus. Wat zou een ziel moeten vrezen als ze haar hoop vestigt op haar Schepper?
H. Catharina van Siëna (1347-1380)
derde-ordelid van de Dominicanen, Kerkleraar en co-patrones van Europa