Gedaanteverandering van de Heer - Feest
- Jezus' Gedaanteverandering op de berg Tabor (Feest)
- H. Justus en Pastor van Alcala (gedachtenis)
Heiligen van de dag
Uit de profeet Daniël 7,9-10.13-14.
zijn gewaad was wit als sneeuw en zijn hoofdhaar blank als wol.
Zijn troon bestond uit vlammen, de wielen ervan uit laaiend vuur.
Een stroom van vuur welde op en vloeide voor hem uit. Duizend maal duizenden dienden Hem
en tienduizenden maal tienduizenden stonden voor Hem. Het gerechtshof zette zich neer en de boeken werden geopend.
In mijn nachtelijk visioen zag ik toen met de wolken des hemels iemand aankomen
die op een mens geleek. Hij ging naar de hoogbejaarde en werd voor hem geleid.
Toen werd hem heerschappij gegeven, luister en koninklijke macht; alle volken, stammen en talen brachten hem hun hulde.
Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij die nooit vergaat, zijn koninkrijk gaat nooit te gronde.
Psalmen 97(96),1-2.5-6.9.
blij zijn de landen rondom de zee.
Donkere wolken vormen zijn lijfwacht,
recht en gerechtigheid dragen zijn troon.
Bergen smelten als was voor de Heer,
de Heerser van heel de wereld.
De hemel verkondigt zijn heiligheid
en alle volken aanschouwen zijn glorie.
Want heel de aarde staat onder uw macht,
Gij zijt de hoogste der goden
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 9,2-10.
zijn kleed werd glanzend en zo wit als geen volder ter wereld maken kan.
Elia verscheen hun samen met Mozes en zij onderhielden zich met Jezus.
Petrus nam het woord en zei tot Jezus: 'Rabbi, het is goed dat wij hier zijn. Laten we drie tenten bouwen, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.'
Hij wist niet goed wat hij zei, want ze waren geheel verbluft.
Een wolk kwam hen overschaduwen en uit die wolk klonk een stem: 'Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, luistert naar Hem.'
Toen ze rondkeken, zagen ze plotseling niemand anders bij hen alleen dan Jezus.
Onder het afdalen van de berg verbood Jezus hun aan iemand te vertellen wat ze gezien hadden, voordat de Mensenzoon uit de doden zou zijn opgestaan.
Zij hielden het inderdaad voor zich, al vroegen zij zich onder elkaar af, wat dat opstaan uit de doden mocht betekenen.
"Jezus verbood hun aan iemand te vertellen wat ze gezien hadden, voordat de Mensenzoon uit de doden zou zijn opgestaan"
Jezus wilde zijn apostelen wapenen met grote kracht en met volharding die maakte dat ze zonder vrees hun eigen kruis op konden nemen, ondanks de hardheid ervan. Hij wilde ook dat ze zich niet zouden schamen om zijn smeekbede, en ze beschouwden het geduld waarmee Hij het wrede lijden moest ondergaan, niet als een schande. Hij verloor in niets de heerlijkheid van zijn macht. Jezus “nam dus Petrus, Jacobus en Johannes mee een hoge berg op”, en daar openbaarde Hij hun de schittering van zijn heerlijkheid. Zelfs als ze begrepen hadden dat de goddelijke majesteit in Hem was, dan zouden ze nog de macht opgesloten door dat lichaam welke de goddelijkheid versluierde, niet hebben gezien… De Heer bedekt dus zijn heerlijkheid in de tegenwoordigheid van de getuigen die Hij had uitgekozen, en op zijn lichaam dat gelijk was aan alle andere lichamen, verspreidt Hij zo’n schittering “dat zijn gelaat stralend werd als de zon en zijn kleren wit als sneeuw werden.” Deze transfiguratie had ongetwijfeld vooral als doel om uit het hart van de leerlingen het schandaal van het kruis weg te halen, om hun geloof niet omver te werpen door de nederigheid van zijn vrijwillig Lijden…, maar deze openbaring stichtte ook in zijn Kerk de hoop die haar moest ondersteunen. Alle leden van de Kerk, zijn Lichaam, begrepen zo welke transformatie op een dag in hen zou moeten plaatsvinden. Aan alle leden is beloofd dat ze deel zullen hebben aan de eer die in zijn Hoofd straalde. De Heer zelf had gezegd toen Hij over de majesteit van zijn komst sprak: “Dan zullen de rechtvaardigen stralen als de zon in het Koninkrijk van hun Vader” (Mt 13,43). En de apostel Paulus bevestigt van zijn kant: “Want ik ben er zeker van dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden” (Rom 8,18)… Hij schreef ook: “Want u bent gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God. Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook u met Hem verschijnen in heerlijkheid” (Kol 3, 3-4).
H. Leo de Grote (? - ca 461)
paus en Kerkleraar