Woensdag in week 7 door het jaar
- H. Alexander van Alexandrie (gedachtenis)
- H. Mechtildis van Sponheim (gedachtenis)
Heiligen van de dag
Lezing uit het boek Jezus Sirach 4,11-19.
Wie haar liefheeft heeft het leven lief en wie haar in de vroegte worden met vreugde vervuld.
Degene die haar bemachtigt zal roem als erfdeel krijgen, en waar zij binnenkomt, daar geeft de Heer zijn zegen.
Degenen die haar huldigen dienen de Heilige en degenen die haar beminnen worden door de Heer bemind.
Wie naar haar luistert zal recht spreken over de volken en wie haar is toegedaan zal zich veilig in zijn woning.
Als hij op haar vertrouwt, krijgt hij haar als erfdeel en zullen zijn nakomelingen haar blijvend bezitten.
In het begin bewandelt zij kronkelwegen met hem; zij jaagt hem vrees en angst aan; zij toetst hem met haar tucht, totdat zij zijn gezindheid vertrouwt, en zij beproeft hem met haar bevelen.
Daarna wendt zij zich rechtstreeks tot hem en verblijdt zij hem en openbaart zij hem haar geheimen.
Als hij afdwaalt, laat zij hem los en levert hem over aan zijn ondergang.
Psalmen 119(118),165.168.171.172.174.175.
Ik volbreng uw bevelen, Ja, heel mijn leven ligt voor U bloot!
Dan zal een lofzang mijn lippen ontstromen, Omdat Gij uw inzettingen mij hebt geleerd;
En mijn tong zal uw waarachtigheid loven, Want al uw vermaningen zijn gerecht.
Jahweh, ik smacht naar uw heil, En uw wet is mij een verkwikking.
Mijn geest moge leven en altijd U loven
en steunen op wat Gij bepaalt.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 9,38-40.
en we hebben getracht het hem te beletten, omdat hij geen volgeling van ons was.'
Maar Jezus zei: 'Belet het hem niet, want iemand die een wonder doet in mijn Naam,
zal niet zo grif ongunstig over Mij spreken.
Wie niet tegen ons is, is voor ons.
"Is hij volgeling van ons?"
Wat degenen betreft die het Evangelie nog niet hebben ontvangen: zij staan op verschillende wijze in betrekking tot het volk Gods. Op de eerste plaats dient genoemd te worden het volk, waaraan de verbonden en de beloften werden geschonken en waaruit Christus is voortgekomen naar het vlees(Rm 9,4-5), het volk, dat bemind blijft krachtens de uitverkiezing, om wille van de aartsvaders: want God kent geen berouw over zijn genadegaven noch over zijn roeping (Rm 11,28-29). Maar het heilsplan strekt zich ook uit tot hen, die de Schepper erkennen, onder wie vooral de mohammedanen, die belijden, het geloof van Abraham te bezitten, en die samen met ons de éne en barmhartige God aanbidden, die de mensen op de laatste dag zal oordelen. Ook is diezelfde God niet ver van hen, die in een afschaduwing en in beelden de onbekende God zoeken, want Hij geeft aan allen leven en adem, ja alles (Hand 17,25-28), en, als onze Heiland, wil Hij, dat alle mensen gered worden (1Tm 2,4). Want wie zonder schuld het Evangelie van Christus en zijn Kerk niet kent, maar toch eerlijk God zoekt en zijn wil, zoals het geweten hem die voorhoudt, onder de invloed van de genade, in zijn leven tracht te verwezenlijken, kan het eeuwig heil verwerven. Ook onthoudt de goddelijke Voorzienigheid de middelen, noodzakelijk voor het heil, niet aan wie zonder schuld nog niet tot een uitdrukkelijke erkenning van God is gekomen, maar toch, niet zonder Gods genade, naar een rechtschapen levenswandel streeft. Want wat zulke mensen aan goeds en waars bezitten, wordt door de Kerk gezien als een voorbereiding op het Evangelie, opdat hij tenslotte het leven mag bezitten.
Vaticaans Concilie II