27 Mei
Dinsdag na de 6e zondag van Pasen
Het Evangelie van de dag
Uit de Handelingen der apostelen 16,22-34.
In die dagen liep het volk van Filipi tegen Paulus en Silas te hoop, waarop de magistraten
bevel gaven hun de kleren van het lijf te rukken en hen met roeden te geselen.
Nadat men hun een flink aantal slagen had toegediend, wierp men hen in de gevangenis
en gaf opdracht aan de gevangenbewaarder ze streng te bewaken.
Op dit nadrukkelijk bevel zette deze hen in de binnenste kerker en sloot hun voeten in het blok.
Rond middernacht waren Paulus en Silas in gebed en zongen Gods lof, terwijl de gevangenen naar hen luisteren.
Plotseling kwam er een zo hevige schok, dat de gevangenis beefde op haar fundamenten.
Meteen vlogen alle deuren open en sprongen de boeien van alle gevangenen los.
De gevangenbewaarder schrok wakker, en toen hij zag dat de deuren van de gevangenis open stonden,
trok hij zijn zwaard en wilde zelfmoord plegen, omdat hij dacht dat de gevangenen ontsnapt waren.
Maar Paulus riep met luider stem: 'Doe uzelf geen kwaad, we zijn allen nog hier.'
De man vroeg nu om licht, snelde naar binnen en viel sidderend Paulus en Silas te voet.
Hij leidde hen naar buiten en zei: 'Heren, wat moet ik doen om goed te worden?'
Zij antwoordden: 'Geloof in de Heer Jezus, dan zult gij en uw huis gered worden.'
Daarop verkondigden zij het woord des Heren aan hem en al zijn huisgenoten.
Nog in dit nachtelijk uur nam hij hen mee en waste hun wonden. Terstond daarna werd hij met al de zijnen gedoopt.
Hij bracht ze naar zijn woning en zette hun een maaltijd voor, verheugd omdat hij met heel zijn gezin nu in God geloofde.
bevel gaven hun de kleren van het lijf te rukken en hen met roeden te geselen.
Nadat men hun een flink aantal slagen had toegediend, wierp men hen in de gevangenis
en gaf opdracht aan de gevangenbewaarder ze streng te bewaken.
Op dit nadrukkelijk bevel zette deze hen in de binnenste kerker en sloot hun voeten in het blok.
Rond middernacht waren Paulus en Silas in gebed en zongen Gods lof, terwijl de gevangenen naar hen luisteren.
Plotseling kwam er een zo hevige schok, dat de gevangenis beefde op haar fundamenten.
Meteen vlogen alle deuren open en sprongen de boeien van alle gevangenen los.
De gevangenbewaarder schrok wakker, en toen hij zag dat de deuren van de gevangenis open stonden,
trok hij zijn zwaard en wilde zelfmoord plegen, omdat hij dacht dat de gevangenen ontsnapt waren.
Maar Paulus riep met luider stem: 'Doe uzelf geen kwaad, we zijn allen nog hier.'
De man vroeg nu om licht, snelde naar binnen en viel sidderend Paulus en Silas te voet.
Hij leidde hen naar buiten en zei: 'Heren, wat moet ik doen om goed te worden?'
Zij antwoordden: 'Geloof in de Heer Jezus, dan zult gij en uw huis gered worden.'
Daarop verkondigden zij het woord des Heren aan hem en al zijn huisgenoten.
Nog in dit nachtelijk uur nam hij hen mee en waste hun wonden. Terstond daarna werd hij met al de zijnen gedoopt.
Hij bracht ze naar zijn woning en zette hun een maaltijd voor, verheugd omdat hij met heel zijn gezin nu in God geloofde.
Psalmen 138(137),1-2a.2bc-3.7c-8.
U wil ik prijzen, Heer, uit heel mijn hart
omdat Gij naar mijn bidden hebt geluisterd.
Ik zing voor U en alle hemelmachten
en werp mij neer, gebogen naar uw heiligdom.
U prijs ik om uw goedheid en trouw,
want uw belofte hebt Gij mateloos vervuld.
Wanneer ik tot U riep hebt Gij mij steeds verhoord,
Gij hebt mij altijd nieuwe moed gegeven.
Steeds is uw uitgestrekte hand mijn redding:
de Heer voltooit voor mij al wat ik onderneem.
Uw goedheid, Heer, blijft duren zonder einde;
vergeet het maaksel van uw handen niet.
omdat Gij naar mijn bidden hebt geluisterd.
Ik zing voor U en alle hemelmachten
en werp mij neer, gebogen naar uw heiligdom.
U prijs ik om uw goedheid en trouw,
want uw belofte hebt Gij mateloos vervuld.
Wanneer ik tot U riep hebt Gij mij steeds verhoord,
Gij hebt mij altijd nieuwe moed gegeven.
Steeds is uw uitgestrekte hand mijn redding:
de Heer voltooit voor mij al wat ik onderneem.
Uw goedheid, Heer, blijft duren zonder einde;
vergeet het maaksel van uw handen niet.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 16,5-11.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Thans ga Ik naar Hem die Mij gezonden heeft, en toch vraagt niemand van u Mij: Waar gaat Gij heen?
Omdat ik u dit gezegd hebt, is uw hart vol droefheid.
Toch zeg Ik u de waarheid: het is goed voor u dat Ik heenga; want als Ik niet heenga, zal de Helper niet tot u komen. Nu Ik wel ga, zal Ik Hem tot u zenden.
Eenmaal gekomen zal Hij de wereld het overtuigend bewijs leveren van wat zonde, gerechtigheid en oordeel is:
van wat zonde is, omdat zij niet in Mij geloven;
van wat gerechtigheid is, omdat Ik naar de Vader ga, zodat gij Mij niet meer ziet;
van wat oordeel is, omdat de vorst dezer wereld geoordeeld is.
Omdat ik u dit gezegd hebt, is uw hart vol droefheid.
Toch zeg Ik u de waarheid: het is goed voor u dat Ik heenga; want als Ik niet heenga, zal de Helper niet tot u komen. Nu Ik wel ga, zal Ik Hem tot u zenden.
Eenmaal gekomen zal Hij de wereld het overtuigend bewijs leveren van wat zonde, gerechtigheid en oordeel is:
van wat zonde is, omdat zij niet in Mij geloven;
van wat gerechtigheid is, omdat Ik naar de Vader ga, zodat gij Mij niet meer ziet;
van wat oordeel is, omdat de vorst dezer wereld geoordeeld is.
Bron : Petrus Canisius bijbelvertaling & vernieuwingen