Woensdag in week 5 van de Veertigdagentijd
Uit de profeet Daniël 3,14-20.91-92.95.
“Is het waar dat gij mijn god niet vereert en het gouden beeld, dat ik heb opgericht, niet aanbidt?
Welnu, zijt gij bereid om bij het horen van de klanken van hoorn en fluit, van citer, luit en harp,
van doedelzak en allerlei andere muziekinstrumenten u neer te werpen en het beeld te aanbidden dat ik gemaakt heb?
Weigert gij dat, dan wordt ge op staande voet in het laaiende vuur van een oven geworpen en welke god zal u dan uit mijn macht kunnen bevrijden?”
Zij gaven de koning ten antwoord: “Nebukadnessar, wij vinden het niet nodig op uw vraag een antwoord te geven.
Als er een god is die dat kan, dan is het onze God, die wij vereren: Hij is in staat ons te bevrijden
uit het laaiende vuur van een oven en Hij zal ons ontrukken aan uw greep, koning. Zij gaven de koning ten antwoord:
“Nebukadnessar, wij vinden het niet nodig op uw vraag een antwoord te geven. Hij is in staat ons te bevrijden
uit het laaiende vuur van een oven en Hij zal ons ontrukken aan uw greep, koning.
Maar de koning zij ervan overtuigd, dat, ook als God ons niet redt, wij uw god niet zullen vereren en het gouden beeld dat u hebt opgericht niet zullen aanbidden.'
Toen werd Nebukadnessar woedend op Sadrak, Mesak en Abednego en zijn gelaat vertrok;
hij gaf bevel de oven zevenmaal heter te stoken dan gewoonlijk
en de sterkste kerels uit zijn leger droeg hij op, Sadrak, Mesak en Abednego te binden, en in de laaiende vuuroven te werpen.
Maar plots schrok koning Nebukadnessar, stond ijlings op en zei tot zijn raadsheren:
“Wij hebben toch drie mannen geboeid in het vuur geworpen?” Zij gaven de koning ten antwoord: “Zeker, koning!”
Hij hernam: “Maar ik zie vier mannen ongeboeid en zonder letsel zich in het vuur bewegen, de vierde gelijkt op een godenzoon.”
Toen sprak Nebukadnessar: “Geloofd zij de God van Sadrak, Mezak en Abednego: Hij heeft zijn engel gezonden
om zijn dienaren te redden, die vol vertrouwen op Hem het bevel van de koning hebben overtreden en hun lichamen hebben prijsgegeven, omdat ze geen god wilden vereren of aanbidden dan hun eigen God.”
Uit de profeet Daniël 3,52.53.54.55.56.
U komt de lof toe in alle eeuwen.
Geprezen uw heilige roemrijke Naam,
U komt de lof toe in alle eeuwen.
Geprezen zijt Gij in het huis van uw glorie,
U komt de lof toe in alle eeuwen.
Geprezen zijt Gij op de troon van uw koninkrijk,
U komt de lof toe in alle eeuwen.
Geprezen zijt Gij, die de diepten doorschouwt,
tronend op kerubs, in alle eeuwen.
Geloofd zijt Gij in het firmament van de hemels,
U komt de lof toe in alle eeuwen
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 8,31-42.
Dan zult ge de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken.
Men wierp op: 'Wij zijn van Abrahams geslacht en nooit iemands slaaf geweest. Hoe kunt Gij dan zeggen: gij zult vrij worden?'
Jezus antwoordde hun: 'Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: alwie zonde doet, is slaaf van de zonde,
en de slaaf blijft niet voor eeuwig in het huis. De Zoon blijft voor eeuwig.
Als de Zoon u vrijmaakt, zult gij werkelijk vrij zijn.
Ik weet dat gij van Abrahams geslacht zijt; niettemin zoekt gij Mij te doden, omdat mijn woord bij u geen ingang vindt.
Ik verkondig wat Ik bij de Vader heb gezien, maar gij doet wat gij van uw vader gehoord hebt.'
Zij antwoordden Hem: 'Onze vader is Abraham!' Daarop zei Jezus hun: 'Als gij kinderen van Abraham zijt, doet dan ook de werken van Abraham.
Thans echter zoekt gij Mij, een mens te doden, terwijl Ik u de waarheid heb gezegd, die Ik van God heb gehoord. Zoiets deed Abraham niet.
Gij doet de werken van uw vader.' Zij zeiden Hem: 'Wij zijn niet uit ontucht geboren; een vader hebben wij en dat is God.'
Jezus zeide hun: 'Als God uw vader was, zoudt gij Mij beminnen, want van God ben Ik uitgegaan
en van Godswege ben Ik hier. Neen, Ik ben niet uit Mijzelf gekomen, maar Hij heeft Mij gezonden.
De weg naar de waarheid is effen, de weg van de leugen is moeilijk
“Verdrukking zal hem verschrikken en angst zal hem overvallen als een koning die klaar is om te vechten”. (Jb 15, 24 Vg) Er is geen enkele daad waarbij verdrukking en angst de onrechtvaardige mens niet overvallen, omdat angst en achterdocht zijn hart overspoelen. De een wil heimelijk het bezit van anderen plunderen en zijn geest put zich uit om niet betrapt te worden. De ander laat de waarheid in de steek en besluit te liegen om de geest van degenen die naar hem luisteren te misleiden. Maar wat een beproeving is het om zich zorgen te maken zodat zijn bedrog niet betrapt kan worden! Hij stelt zich voor wat degenen die de waarheid kennen tegen hem zouden kunnen zeggen en hij denkt lang na over hoe hij het bewijs van de waarheid kan overwinnen met argumenten van valsheid. En hier is hij, zijn kansen aan het afdekken en zijn focus aan het vernauwen; hier is hij, om te reageren op punten waar hij verrast zou kunnen worden, op zoek naar valse voorwendselen van waarheid; en toch, als hij de waarheid zou willen vertellen, hoe vrij van kwelling zou hij kunnen zijn! De weg naar de waarheid is glad, maar de weg van de leugen is moeilijk. Vandaar ook de woorden van de profeet: “Want zij hebben hun tong geleerd leugens te spreken; zij hebben in ongerechtigheid gewerkt”. (Jer 9:5) Daarom is het verstandig om te zeggen: “Verdrukking zal hem verschrikken en angst zal hem overweldigen”, want de weg van de rust verlaten, die niets anders is dan de weg van de waarheid, is ten diepste bezwijken in de uitputting van de angst.
H. Gregorius de Grote (ca. 540-604)
paus en kerkleraar