Woensdag in week 4 door het jaar

Het Evangelie van de dag

Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 6,1-6.

In die tijd begaf Jezus zich naar zijn vaderstad en zijn leerlingen gingen met Hem mee.
Toen het sabbat was, begon Hij te onderrichten in de synagoge. De talrijke toehoorders vroegen verbaasd:
'Waar heeft Hij dat vandaan? En wat is dat voor een wijsheid die Hem geschonken is? En wat zijn dat voor wonderen, die zijn handen verrichten?
Is dat niet de timmerman, de zoon van Maria en de broeder van Jakobus en Jozef en Judas
en Simon? En wonen zijn zusters niet hier bij ons?' En zij namen aanstoot aan Hem.
Maar Jezus sprak tot hen: 'Een profeet wordt overal geeerd behalve in zijn eigen stad, bij zijn verwanten en in zijn eigen kring.'
Hij kon daar geen enkel wonder doen, behalve dat Hij een klein aantal zieken genas die Hij de handen oplegde.
Hij stond verwonderd over hun ongeloof.
Jezus ging rond door de dorpen in de omtrek, waar Hij onderricht gaf.
Bron : Petrus Canisius bijbelvertaling & vernieuwingen

H. Johannes-Paulus II (1920-2005)

paus

Encycliek “Laborem exercens”, §26 (© 1985, Stg. Verkondiging, Roermond)

"Is dat niet de timmerman?"

De waarheid, dat de mens door zijn arbeid deelneemt aan het werk van God zelf, zijn Schepper, is door Jezus Christus op buitengewone wijze uitgedragen, door die Jezus namelijk waarover zich vele van zijn eerste toehoorders in de stad Nazareth verwonderden met de woorden: “Waar heeft Hij dat vandaan? En wat is dat voor een wijsheid die Hem geschonken is?... Is dat niet de timmerman?” (Mc. 6, 2.3) In waarheid heeft Jezus de “blijde boodschap” die Hem toevertrouwd was, de woorden van de eeuwige Wijsheid, niet alleen gepreekt maar vooral door zijn daden in vervulling doen gaan. Daarom was het ook een “evangelie van de arbeid”, omdat Degene die het verkondigde zelf een arbeider was, een timmerman zoals Jozef van Nazareth. En hoewel wij in zijn woorden geen speciale opdracht vinden om te werken – maar eerder een keer een verbod om zich te veel zorgen te maken over arbeid en levensonderhoud – toch is die welsprekendheid van het leven van Christus volkomen ondubbelzinnig: Hij hoort bij de arbeiderswereld en toont eerbied en hoogachting voor de menselijke arbeid; men kan zelfs nog meer zeggen: Hij beziet deze arbeid en de verschillende vormen ervan met liefde, omdat Hij in iedere vorm een variant in de gelijkenis van de mens met God, de Schepper en Vader, ziet. Heeft Hijzelf niet gezegd: “Mijn Vader is de wijnbouwer” (Joh. 15, 1)?... Verder noemt Jezus Christus in zijn parabels over het Rijk Gods voortdurend de menselijke arbeid: van de herder, de landbouwer, de dokter, de zaaier, de huisvader, de knecht, de rentmeester, de visser, de koopman, de arbeider. Hij spreekt ook over de verschillende taken van de vrouwen. Het apostolaat illustreert Hij met de gelijkenis van de handenarbeid van de maaiers of de vissers… Ze zijn immers een uitstekende aanvulling van dat grote, zij het eenvoudige en bescheiden, “evangelie van de arbeid”, dat wij in het leven en de parabels van Christus tegenkomen, in wat Christus namelijk zelf “gedaan en geleerd heeft” (Hand. 1, 1).

Ontvang de Dagelijkse Evangelie kosteloos