Bekering van de heilige apostel Paulus - Feest
Uit de Handelingen der apostelen 22,3-16.
Ik heb als leerling aan de voeten van Gamaliël gezeten en ben strikt volgens de voorschriften van de wet van onze voorouders opgevoed.
Ik ben een vurig dienaar van God, en u allen geeft vandaag blijk van hetzelfde.
Ik heb de aanhangers van de Weg tot de dood toe vervolgd. Mannen en vrouwen heb ik gevangengenomen en laten opsluiten,
iets dat de hogepriester en de hele raad van oudsten kunnen bevestigen. Ik heb van hen zelfs aanbevelingsbrieven gekregen voor onze broeders in Damascus,
toen ik daarheen ging om de volgelingen van Jezus in die stad gevangen te nemen en hen naar Jeruzalem te brengen, waar ze hun straf moesten ondergaan.
Maar onderweg, niet ver van Damascus, gebeurde er tegen het middaguur iets onverwachts: opeens werd ik omstraald door een fel licht uit de hemel.
Ik viel op de grond en hoorde een stem tegen me zeggen: “Saul, Saul, waarom vervolg je mij?”
Ik vroeg: “Wie bent u, Heer?” En de Heer antwoordde: “Ik ben Jezus van Nazaret, die jij vervolgt.”
De mensen die bij me waren, zagen wel het licht, maar hoorden niet de stem van hem die tegen me sprak.
Ik vroeg: “Wat moet ik doen, Heer?” De Heer zei tegen mij: “Sta op en ga naar Damascus, daar krijg je precies te horen wat je opdracht is.”
Omdat het stralende licht me blind gemaakt had, namen mijn reisgenoten me bij de hand en brachten me zo naar Damascus.
Daar kwam een zekere Ananias naar me toe, een man die de wet trouw naleefde en bij alle Joodse inwoners van de stad in hoog aanzien stond.
Hij ging voor me staan en zei: “Saul, broeder, open je ogen!” En op datzelfde ogenblik kon ik hem zien.
Hij zei: “De God van onze voorouders heeft jou uitgekozen om je zijn wil bekend te maken, om de Rechtvaardige te zien en hem te horen spreken,
want je zult zijn getuige zijn en aan alle mensen verkondigen wat je gezien en gehoord hebt.
Wat aarzel je dan nog? Sta op, laat je dopen en je zonden wegwassen, terwijl je zijn naam aanroept.”
Psalmen 117(116),1.2.
huldigt de Heer, alle volken rondom;
omdat Hij bij ons zijn goedheid getoond heeft;
de trouw van de Heer houdt in eeuwigheid stand.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 16,15-18.
'Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schepping.
Wie gelooft en gedoopt is, zal gered worden, maar wie niet gelooft zal veroordeeld worden.
En deze tekenen zullen de gelovigen vergezellen:
in mijn Naam zullen ze duivels uitdrijven, nieuwe talen spreken,
slangen opnemen; zelfs als ze dodelijk vergif drinken zal het hun geen kwaad doen;
en als ze aan zieken de handen opleggen, zullen deze genezen zijn.'
De grootheid van de ziel van de apostel Paulus
De apostel Paulus heeft ons meer dan wie ook laten zien wat de mens is, hoe edel zijn natuur is en tot welke moed hij in staat is. Elke dag gaf hij alles en temidden van de gevaren die hem bedreigden, had hij steeds weer nieuwe moed, zoals zijn eigen woorden getuigen: “De weg achter mij vergetende, ga ik voort naar wat voor mij ligt” (Fil. 3:13). Als hij de dood voelt aankomen, nodigt hij ons uit om zijn vreugde te delen door te zeggen: “Verblijdt u, ja, verblijdt u met mij” (Fil 2,18). Te midden van gevaren, beledigingen en allerlei vormen van afkeuring verheugde hij zich en schreef hij aan de Korintiërs: “Ik schep behagen in zwakheden, beledigingen en vervolgingen” (2 Kor 12:10). Voor Paulus was er maar één ding om bang voor te zijn en voor te vluchten: God beledigen. Evenzo trok niets hem anders aan dan God te behagen, niets, zelfs niet de goederen van de hemel; dit toont de vurigheid van zijn liefde voor Christus (...). Dit was zijn houding toen hij vroeg om uitgesloten te worden van de heerlijkheid van de hemel om de Joden te redden die er niet in geslaagd waren gered te worden (vgl. Rom. 9:3). Dit bewijst hoe pijnlijk hun verlies voor hem was. Als het niet zo pijnlijk voor hem was geweest, zou hij niet zo'n verzoek hebben gedaan, omdat hij zijn keuze verdraaglijker en troostrijker vond. En het was niet alleen een intentieverklaring, maar een echte hartenkreet: “Dit is mij een groot verdriet en een voortdurende pijn in mijn hart” (Rom. 9, 2). Met wie zouden we deze man kunnen vergelijken die treurt om de hele wereld?
H. Johannes Chrysostomus (ca 345-407)
priester te Antiochië, daarna bisschop te Constantinopel, kerkleraar